De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd trekt in het Jaarbeeld 2019 aan de bel over kleine nieuwe jeugdhulpaanbieders die niet aan de kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen en over de financiële problemen bij grotere jeugdhulpaanbieders. De gezamenlijke jeugdbranches herkennen deze knelpunten en zien dat deze punten met elkaar samen hangen. BGZJ-voorzitter Hans Spigt: ‘Het jeugdstelsel werkt nog niet goed genoeg, zo blijkt ook nu weer. Het is goed dat minister De Jonge werkt aan plannen om het stelsel beter te laten werken, maar daar moet een schepje bovenop om de problemen die de Inspectie signaleert ook echt op te lossen’.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) constateert dat veel kleine nieuwe jeugdhulpaanbieder niet voldoen aan de eisen die aan deze zorg worden gesteld. Zij schieten met name tekort op het werken met professionele standaarden en het systematisch inschatten van veiligheid. Ook ontvangt de Inspectie juist over deze aanbieders veel signalen van vermoedelijke zorgfraude en zorgverwaarlozing.
Voorzitter Hans Spigt van de samenwerkende jeugdbranches BGZJ (Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN en VOBC): ‘Dit is echt zorgelijk. Het is het zoveelste teken dat het marktdenken te ver is doorgeslagen in de Jeugdwet. Nieuwe aanbieders zijn natuurlijk welkom, maar we hebben het hier wel over een specialistisch vak. Gemeenten contracteren massaal nieuwe kleine aanbieders en lijken daarbij meer naar de prijs dan naar de kwaliteit te kijken. Het is terecht dat de Inspectie hier aandacht voor vraagt. De professionaliteit en de borging van veiligheid moeten echt op orde zijn, je werkt immers met vaak al kwetsbare kinderen’.
De jeugdbranches trekken al geruime tijd aan de bel over deze problematiek. Spigt: ‘Je ziet dat veel gemeenten hetzelfde tarief willen betalen aan de grote regionale aanbieder, die veel investeert in kwaliteit, professionalisering en kennisontwikkeling en een breed spectrum aan hulpvormen biedt, als aan de kleine nieuwe aanbieder die zich maar op één deelterrein focust en volgens de Inspectie dus vaak niet aan alle professionaliteitseisen voldoet. Zo’n kleine aanbieder verdient goed aan dat tarief, terwijl de grote aanbieder het voor dat tarief simpelweg niet kan doen. Gemeenten moeten hier in gaan differentiëren en kwaliteitseisen zwaarder gaan meewegen bij de inkoop en contractering’.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) constateert dat veel kleine nieuwe jeugdhulpaanbieder niet voldoen aan de eisen die aan deze zorg worden gesteld. Zij schieten met name tekort op het werken met professionele standaarden en het systematisch inschatten van veiligheid. Ook ontvangt de Inspectie juist over deze aanbieders veel signalen van vermoedelijke zorgfraude en zorgverwaarlozing.
Voorzitter Hans Spigt van de samenwerkende jeugdbranches BGZJ (Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN en VOBC): ‘Dit is echt zorgelijk. Het is het zoveelste teken dat het marktdenken te ver is doorgeslagen in de Jeugdwet. Nieuwe aanbieders zijn natuurlijk welkom, maar we hebben het hier wel over een specialistisch vak. Gemeenten contracteren massaal nieuwe kleine aanbieders en lijken daarbij meer naar de prijs dan naar de kwaliteit te kijken. Het is terecht dat de Inspectie hier aandacht voor vraagt. De professionaliteit en de borging van veiligheid moeten echt op orde zijn, je werkt immers met vaak al kwetsbare kinderen’.
Ontoereikende tarieven en zorgcontinuïteit
Uit recente CBS-cijfers blijkt dat het aantal jongeren dat een beroep doet op jeugdhulp opnieuw is gestegen. Spigt: ‘De cijfers van het CBS en de zorgen van de Inspectie moeten in samenhang bezien worden. De groei lijkt voornamelijk bij de kleine nieuwe aanbieders te zitten’. In het Jaarbeeld 2019 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) worden ook zorgen geuit over de financiële kant van de jeugdhulp. Naast de zorgen over de fraudesignalen bij kleine aanbieders, constateert de Inspectie dat grotere aanbieders in financiële problemen verkeren ‘door ontoereikende tarieven en andere keuzes van gemeenten. Vooral de (bovenregionale) gespecialiseerde jeugdhulp stond in 2019 onder druk. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit van zorg en brengt de zorgcontinuïteit in gevaar’.De jeugdbranches trekken al geruime tijd aan de bel over deze problematiek. Spigt: ‘Je ziet dat veel gemeenten hetzelfde tarief willen betalen aan de grote regionale aanbieder, die veel investeert in kwaliteit, professionalisering en kennisontwikkeling en een breed spectrum aan hulpvormen biedt, als aan de kleine nieuwe aanbieder die zich maar op één deelterrein focust en volgens de Inspectie dus vaak niet aan alle professionaliteitseisen voldoet. Zo’n kleine aanbieder verdient goed aan dat tarief, terwijl de grote aanbieder het voor dat tarief simpelweg niet kan doen. Gemeenten moeten hier in gaan differentiëren en kwaliteitseisen zwaarder gaan meewegen bij de inkoop en contractering’.