Naar homepage

Interview met nieuwe voorzitter Ruth Peetoom:

Publicatiedatum


Op 25 juni werd Ruth Peetoom door de leden van de Nederlandse ggz gekozen tot voorzitter. Op 1 september volgt ze dan Jacobine Geel op, die twee termijnen lang met veel passie en kunde de belangen van de ggz vertegenwoordigde.

Peetoom was jarenlang predikant, voorzitter van het CDA en was de laatste jaren verbonden aan NDC Mediagroep, de uitgever van de drie noordelijke regionale kranten. Een verbinder pur sang, met een scherp oog voor de menselijke maat. Een kennismaking.

Gefeliciteerd! Was het nog spannend, de algemene ledenvergadering?

Ja, maar wel op een leuke manier. Het is een formeel moment, en het gaat om het vertrouwen van de leden. Dat is bij zo’n benoeming heel belangrijk voor je start. Maar ik had er vooraf een heel goed gevoel over, en voelde vooral motivatie. Ik vind het een voorrecht om dit te gaan doen.

Waarom wilt u het boegbeeld zijn?

Als je naar de rode draad in mijn werkende leven kijkt dan is daar één ding dat steeds terug komt: werk maken van mijn inspiratie, dat doen wat past bij wat je echt belangrijk vindt. Op alle niveaus. Ik heb in mijn werk als predikant heel veel te maken gehad met psychiatrie en de ggz. Daar heb ik een gevoelige plek aan over gehouden, voor de mensen die het betreft en voor de mensen die de zorg verlenen. En toen ik partijvoorzitter was heb ik ervaren hoe verenigingen werken, wat je als voorzitter kunt toevoegen.

De verandering die de Nederlandse ggz heeft doorgemaakt is bijzonder en uitdagend. De vereniging heeft echt momentum. Van een klassieke brancheorganisatie zijn we een netwerkorganisatie geworden, waar leden samenwerken om het verhaal te vertellen en hun belangen te behartigen. Met heel veel partners, professionals en ervaringsdeskundigen met onder andere gemeenten, allerlei maatschappelijke organisaties, de experts in het veld. Ik hoop dat ik die beweging, die overtuigend is neergezet nog verder kan brengen. Als de samenwerking gaat vliegen, krijgen de mensen waar we het voor doen echt zorg op tijd en op maat.

Waar is de betrokkenheid voor de ggz ontstaan?

Ik ben twaalf jaar predikant geweest, in Groningen en in Utrecht, in de Nicolaikerk, een kerk die tegenover het Willem Arntszhuis zit (van lidinstelling Altrecht, red.). In ‘mijn’ wijk woonden een heleboel mensen met heel veel verschillende problemen, van licht tot heel zwaar. De effecten daarvan voor hen zelf en hun omgeving, de toewijding waarmee hulpverleners proberen hun werk te doen, soms ook de onmacht, de moeilijke regels waar ze tegen aanliepen of het gebrek aan samenwerking. Het was bijzonder om daar zo dicht bij betrokken te zijn.

Wat heeft u dat geleerd?

Het maakt indruk als je iemand ziet lijden onder een psychische ziekte. Een schizofrene jongen die heel erg vereenzaamd was, een man die door zijn verslaving op straat was beland en allerlei psychoses had ontwikkeld. Een mevrouw die borderline had en daardoor haar kinderen niet meer zag. Een meisje dat ik kende als vrolijk kind dat op haar 17e plotseling allerlei klachten ontwikkelde, opgenomen moest worden en zichzelf helemaal kwijt raakte. En dat zie je dan gebeuren, die ontwikkeling. Zoiets vergeet je nooit meer, het zijn ervaringen die je kleuren als mens. En het vormt ook hoe je naar dingen kijkt. Je weet welke gevolgen beslissingen op verschillende niveaus kunnen hebben. Vanuit alle perspectieven. Die gevoeligheid neem je mee in alles wat je daarna doet.

Denkt u dat u door die achtergrond als predikant ook in uw huidige rol zal blijven doorvragen naar wat de beleidspraktijk in de uitvoering betekent? Wat het betekent voor cliënten en behandelaren?

Zeker, je ziet hoe behandelaren soms worstelen om te kunnen doen wat ze nodig vinden, maar wat niet kan door blokkades en belemmeringen in het systeem. Die ervaringen, professioneel en persoonlijk, kleuren je betrokkenheid. Maar als voorzitter van de brancheorganisatie heb je een eigen verantwoordelijkheid. En die is voor mij, nu, in mijn nieuwe rol, bestuurlijk. De balans tussen betrokkenheid en distantie is essentieel om je werk goed te kunnen doen. Maar die persoonlijke ervaring en betrokkenheid neem je mee. En die motiveert me ook.

U bent predikant geweest, en daarna werd u voorzitter van het CDA. Dat is nogal een overstap.

Ik was al jong politiek actief, ook op landelijk niveau. Ik moest op een gegeven ogenblik kiezen of ik de politiek in zou gaan of predikant zou worden. Ik vind dat politicus geen beroep is en dat je het alleen kunt zijn vanuit een maatschappelijke achtergrond. Dus ik dacht, ik moet eerst een echt vak leren. Ik ben naast predikant wel statenlid geweest. Toen ik partijvoorzitter werd zat het CDA niet voor het eerst en niet voor het laatst in een moeilijke fase. Toen dachten ze kennelijk, zo iemand met gevoel voor mensen kunnen we wel gebruiken.

Wat is de belangrijkste les die u hebt geleerd, die u meeneemt naar de Nederlandse ggz?

Ik weet hoe belangrijk draagvlak is. Dat betekent dat je elkaar moet kennen. Ik zal dus ook veel tijd investeren in langskomen, bij leden groot en klein. Als je elkaar kent zijn de lijnen kort en weet je wat er speelt. Er gaat niks boven een gesprek waarin mensen vertellen wat ze meemaken. Die verhalen kun je dan verder laten dragen, en die komen aan, ook bij beleidsmakers. Ik zie erg uit naar die bezoeken. Er op af, dat is mijn ding.

U kunt de kritiek verwachten dat de buitenwereld zegt, wacht even, heeft de Nederlandse ggz nu het CDA binnengehaald met Ruth Peetoom?

Nee. Natuurlijk, je bent altijd een mens uit een stuk. Als een club waar je aan verbonden bent in zwaar weer zit, zoals nu, dan doet dat altijd zeer. Maar als ik voorzitter van de Nederlandse ggz ben, dan ben ik van de Nederlandse ggz. De afgelopen twee jaar ben ik uitgever geweest bij een mediaconcern dat de drie noordelijke dagbladen uitgeeft. Nét in die sector is je onafhankelijkheid natuurlijk cruciaal. Dat betekent dat je met objectiviteit moet kijken en handelen. Ik denk dat ik heb bewezen dat ik dat goed kan.

Waar leden van op aan kunnen is dat ik verbinding zoek met iedereen. En als het nodig is maak ik met alle partijen ruzie, óók met het CDA. Zolang mijn inzet er maar voor zorgt dat onze leden betere hulp kunnen geven aan patiënten. Want daar doe ik dit werk voor. Om dat wat de ggz nodig heeft voor elkaar te krijgen.

Als u voorzitter wordt, ziet u ook de problemen rondom jeugd, rondom wachtlijsten, en hoe daar door de maatschappij op wordt gereageerd: Hoe kijkt u daarnaar?

We zijn heel erg gewend om te kijken, wiens verantwoordelijkheid is het, en dan leggen we die daar neer. Maar sommige problemen zijn te ingewikkeld om ze bij één partij neer te leggen. ‘Voor het gemak zijn we niet geboren’ is een lijfspreuk van mij. Ik vind het mooi om mijn tanden daar in te zetten. Juist ook in de complexiteit: in de financiering, de regulering. De verschillende indeling in regio's, die het vaak echt complex maakt. Oplosbaar, maar het betekent wel dat je de goede aanpak moet kiezen. Wachtlijsten, de problemen in de jeugd-ggz, dat zijn knopen die je moet ontwarren. Dat vergt dus investering in de samenwerking. Niet alleen partijen deelgenoot maken, maar ook medeverantwoordelijk. Daar zie ik de oplossing. Laten we daar op inzetten.

Welke rol speelt de branche daarin?

Ik ben onder de indruk van het kennisniveau van de vereniging. De experts die daar rondlopen heb je keihard nodig om als voorzitter naar voren te kunnen stappen en met overtuiging je punt te maken. De leden zijn daarin ook cruciaal. Neem de wachtlijsten: ik zie een heleboel initiatieven om terwijl mensen op wachtlijsten staan hulp aan te bieden. Dat laten de instellingen ook aan elkaar zien, dat is ook de kracht van de vereniging, je kunt dingen van elkaar leren.

U kunt zowel op het hoogste bestuurlijke niveau, als op het niveau van een jonge vrouw die bipolair is contact leggen. Dan kun je dat hele spectrum van waar de ggz zich in beweegt goed overzien.

Laat ik het anders zeggen: ik heb het mooiste van mijn werkzame leven gevonden dat je op alle niveaus kunt werken en met elkaar kunt verbinden Dat de mensen die de beslissingen moeten nemen ook in de Tweede Kamer, op de ministeries, in de bestuurskamers, weten om wie het gaat. Waar doen we het voor? Voor de cliënten en de zorgverleners. Dat mag je nooit uit het oog verliezen en dat zal ik ook vanuit deze rol blijven benadrukken.