Naar homepage

Toelichting De Jonge op aandachtsgroepen volkshuisvesting komt later

Publicatiedatum

De drieënhalf uur die de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken had uitgetrokken voor het debat ‘Staat van de volkshuisvesting’ op 30 juni was niet voldoende. Minister De Jonge ging uitvoerig in op vragen over de woningbouwopgave. Zo uitvoerig, dat zijn eerste termijn niet voor het einde van het debat werd afgerond. Recent nieuws over prestatieafspraken van de minister met woningcorporaties, gemeenten en provincies leverde ook de nodige gespreksstof op.

Het debat wordt schriftelijk voortgezet. Jammer, want daardoor kwam de minister nauwelijks toe aan de vragen die zijn gesteld over aandachtsgroepen. Denk aan mensen met psychische problematiek, of de doorstroom uit beschermd wonen. Divosa, MIND, de Nederlandse ggz, Sociaal Werk Nederland en Vereniging Valente stuurden daarover een Kamerbrief.

Kamerbrief

In de Kamerbrief leggen zij de relatie uit tussen goed woonzorgbeleid, het op gang brengen van voldoende doorstroom en veilige en leefbare wijken en het verminderen van zorgkosten. Een evenwichtige spreiding van doelgroepen, waarbij het devies is: 30% sociale huur voor gemeenten én een woonzorgvisie met specifieke aandacht voor kwetsbaren.

Woonzorgvisies

Enkele Kamerleden refereerden aan dit percentage en stelden een aantal vragen, maar tot een uitvoerige behandeling kwam het niet vanwege tijdgebrek. De Jonge gaf er een aantal korte reacties op:

  • Woonzorgvisies gaan over meer dan zorg. Ze raken het (samen)leven als geheel, leefbaarheid en veiligheid. Dat zijn aspecten die gemeenten moeten betrekken in hun huisvestingsbeleid.
  • De punten in de woonzorgvisies moeten voldoende concreet zijn om goede prestatieafspraken te maken. Het maken van zulke visies wordt dan ook verplicht. De manier waarop wordt momenteel uitgewerkt. Per doelgroep worden wettelijke minimumeisen afgesproken. Die doelgroepen (denk aan mensen met een Ernstige Psychische Aandoening -EPA-) moeten wel goed gedefinieerd worden.
  • Het kabinet verplicht zich tot een huisvestingsverordening te komen, waardoor beter op toewijzing voor aandachtsgroepen gelet zal worden.

Dertig procent

Over de 30% sociale huurregeling, daarover wil de minister geen misverstanden. Hij bedoelt daarmee niet dat er binnen elk los bouwproject 30% sociale huur gerealiseerd dient te worden (een suggestie die ChristenUnie deed). Het is volgens de minister maar de vraag of dat doelmatige oplossingen zou bieden. Hij bedoelt de 30% zelfs niet op het niveau van iedere gemeente, maar lijkt dit meer in de regio te willen benaderen. Zorgen voor een eerlijker verdeling van de sociale woningbouw in gemeenten. Kleinere gemeenten hebben dan bijvoorbeeld een grotere opgave voor sociale woningbouw, omdat zulke woningen meer in grotere steden te vinden zijn. Voor grotere gemeenten ligt er meer een opdracht voor het middensegment. Dat moet volgens de minister meer in balans komen. Hij wil dit in de regionale ‘zorgdeals’ helder gaan uitwerken samen met provincies en regio’s.

Vervolg

Daar eindigde het debat echter. De nog openstaande vragen worden schriftelijk beantwoord. Het Kamerlid Van Haga heeft een tweeminutendebat aangevraagd, waarin moties worden ingediend. Er zijn tevens drie toezeggingen gedaan:

  • Met de provincies wordt gekeken naar het ‘transformatiepotentieel’: de mogelijkheden om bestaande bouw om te vormen tot (meer) woningen.
  • In het vierde kwartaal een stand van zakenbrief inzake de impact van de oorlog in Oekraïne.
  • In het vierde kwartaal een brief waarin de minister terugkomt op suggesties zoals splitsen, de kostendelersnorm en enkele overige vragen.

Uiteraard volgen de Nederlandse ggz en de medeondertekenaars van de gezamenlijke brief de ontwikkelingen met veel interesse.